FAQ 7. Op welke huurovereenkomsten is de Huurwet van toepassing?
De
Huurwet is van toepassing op de huurovereenkomsten voor een ‘woning’ (dit kan een
huis zijn maar ook een appartement of een studio) waarin de huurder zich zal
huisvesten en die de huurder dus tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt, met
toestemming van de huurder.
Om
onder het toepassingsgebied van de Wet te vallen, moeten de volgende twee
voorwaarden aldus vervuld zijn.
1. Hoofdverblijfplaats van de
huurder
Het verhuurde goed of een gedeelte ervan moet door de huurder bestemd worden als zijn of haar ‘hoofdverblijfplaats’. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer de huurder effectief en voornamelijk in de gehuurde woning woont.
Het gaat om een feitelijke toestand, waarbij het feit dat men ergens woont of op een bepaald adres is ingeschreven in het bevolkingsregister niet noodzakelijk betekent dat men daar ‘zijn hoofdverblijfplaats heeft’.
Men kan zo even goed ergens wonen maar niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters of evengoed op een bepaald adres ingeschreven zijn maar daar niet wonen of zijn hoofdverblijfplaats hebben.
Waar men ingeschreven is in het bevolkingsregister of waar men woont is uiteraard wel belangrijk om te bepalen of een onroerend goed al dan niet bestemd is tot hoofdverblijfplaats van de huurder. Andere elementen zoals brieven, getuigenissen, facturen ... kunnen tevens ingeroepen worden om aan te tonen dat een huurder op een bepaald adres zijn hoofdverblijf houdt/zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Wat betreft het begrip woning kan men zowel een huis, een villa, als een appartement of een studio huren. Sinds de programmawet van 24 december 2002 werd de Woninghuurwet eveneens uitgebreid in die zin dat het begrip ‘woning’ zowel een roerend - als een onroerend goed, of een deel ervan kan zijn. Een caravan of boot kan dus ook verhuurd worden.
Deze nieuwe wettelijke bepaling waarbij er een uitbreiding is van het begrip ‘woning’ in de zin van de Woninghuurwet, is van toepassing op de overeenkomsten die gesloten zijn vanaf 1 januari 2003. De toepassing van deze nieuwe bepaling kan echter in geen geval leiden tot de opzegging van lopende huurovereenkomsten.
2. Toestemming van de verhuurder
2.1. Om onder de toepassing van de Woninghuurwet te kunnen vallen is het vervolgens noodzakelijk dat de verhuurder zijn toestemming geeft dat de huurder het gehuurde goed als zijn of haar hoofdverblijfplaats bestemd.
Deze toestemming kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren.
2.2. Indien de huurder een huurovereenkomst sluit zonder in het gehuurde goed zijn hoofdverblijfplaats te vestigen en nadien doet hij dit wel, zal de Huurwet slechts van toepassing zijn indien de verhuurder hiermee schriftelijk zijn toestemming geeft. Vanaf het ogenblik van deze toestemming zal vervolgens een nieuwe huurovereenkomst beginnen lopen, die aanvangt op de datum waarop de verhuurder zijn toestemming heeft verleend.
2.3. Indien de huurder de bestemming van het gehuurde goed verandert dan zal de Huurwet niet meer van toepassing zijn. De huurovereenkomst zal hierdoor wel niet automatisch tot een einde komen. Het is de verhuurder wel toegelaten de huurovereenkomst te ontbinden.
Let op! Zie FAQ 33 "Op welke huurovereenkomsten is het Vlaams Woninghuurdecreet van toepassing?" voor de huurovereenkomsten die gesloten werden vanaf 1 januari 2019.