FAQ 2. Wat is het verschil tussen een geschreven en een mondelinge huurovereenkomst?
2.1. Wanneer de
overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een schriftelijk akkoord, en als het
ware “op papier (al dan niet elektronisch)” staat, is er een geschreven huurovereenkomst.
De Wet, die de transparantie in het kader van verhuring alleen maar op deze wijze aanmoedigt, legt echter sinds 15 juni 2007 de verplichting op om bij het afsluiten van een huurcontract een geschrift op te stellen. Ook onder het nieuwe Vlaams Woninghuurdecreet blijft de regel gelden dat woninghuurovereenkomsten altijd schriftelijk moeten worden opgemaakt in een document dat de huurder en verhuurder ondertekenen.
Dit geschrift moet verplicht de volgende vermeldingen bevatten: de identiteit van de partijen, de begindatum van de overeenkomst, de exacte duur van de overeenkomst, de aanwijzing van alle ruimtes en gedeelten van het gebouw die het voorwerp van de verhuur zijn en de huurprijs, de regeling over de kosten en de lasten en een verwijzing naar de vulgariserende toelichting.
Deze vulgariserende toelichting geeft de huurder en de verhuurder uitleg over verscheidene belangrijke aspecten van het woninghuurrecht.
Zodat iedere partij
het bewijs van dit geschrift (de huurovereenkomst) ontvangt, moet dit
geschrift worden opgesteld in evenveel exemplaren als er
partijen zijn en elk exemplaar moet het aantal bestaande geschriften vermelden.
Dit zijn de “originelen”.
Alle originelen
moeten worden ondertekend door alle partijen.
Bv. zijn er twee partijen, de huurder en de verhuurder, dan moet de
huurovereenkomst in twee originelen worden opgesteld en worden ondertekend door
de partijen. Elke partij krijgt dan één
origineel mee. Als er te weinig exemplaren zijn opgesteld, is de overeenkomst niet nietig, maar wordt ze beschouwd als een mondelinge overeenkomst.
2.2. Er is sprake van een mondelinge huurovereenkomst wanneer de overeenkomst tussen verhuurder en huurder niet schriftelijk werd vastgelegd.
Er is dan als het
ware geen schriftelijk te traceren afspraak tussen de verhuurder en de huurder.
2.3
In de praktijk zullen minstens altijd drie exemplaren opgemaakt worden, omdat één exemplaar bestemd is voor de verplichte formaliteit van de registratie.
Zowel de huurder als de verhuurder kunnen dan ook eisen dat een geschrift wordt opgemaakt door de andere partij en deze laatste hiervoor aangetekend of bij deurwaardersexploot in gebreke stellen.
Dit geldt voor zowel mondelinge huurovereenkomsten die werden afgesloten voor 15 juni 2007 als deze afgesloten nadien.
Als er binnen de acht dagen nog steeds geen (volledig) schriftelijke huurovereenkomst / een geschrift werd opgesteld, kan de partij die de ingebrekestelling heeft verstuurd (en een geschift wil opstellen maar geen gehoor krijgt) zich tot de rechtbank wenden. De andere partij zal in dat geval via gerechtelijke weg worden verplicht om een schriftelijke overeenkomst op te stellen, te vervolledigen of te ondertekenen en indien nodig kan zelfs worden verzocht dat het vonnis de waarde zou hebben van een schriftelijke overeenkomst.
Indien geen van de partijen een schriftelijke huurovereenkomst laat opstellen, is er alleen sprake van een mondelinge huurovereenkomst. Dit vormt echter een probleem voor de verplichte registratie.